Ruckers-Genootschap vzw, 1969-2021
Bij de oprichting in 1969, was het doel van het Ruckers-Genootschap :
“… geldelijke middelen te verzamelen om de oude muziekinstrumenten, die tot de verzamelingen van het Museum Vleeshuis en van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium behoren, te restaureren en/of in stand te houden, aan te vullen, de studie van de oude muziekinstrumenten, inzonderheid deze van de Vlaamse Klavecimbelbouwers, te bevorderen en daardoor het muziekonderwijs te dienen.”
De instrumentenverzameling van het Conservatorium (80 % van de instrumenten staatsverzameling) en de stadsverzameling (20 % van de instrumenten) werden samengebracht in het Museum Vleeshuis.
Hier volgt een beknopte geschiedenis van beide verzamelingen.
De kern van de stadsverzameling was reeds aanwezig in 1862 en ondergebracht in “Het Steen”. In 1952 werden de instrumenten overgebracht naar het “Vleeshuis”, sinds 1913 “Museum van oudheidkundige voorwerpen”. Vanaf 1953 was Jeannine Lambrechts-Douillez, musicologe en pianiste, mee verantwoordelijk voor de muziekinstrumenten. In 1960 werd zij adjunkt-Conservator. Zij ondernam belangrijke stappen om de andere collectie, deze van het Conservatorium, te “redden”. Dat leidde tot de overbrenging van deze tweede collectie naar het Museum Vleeshuis in 1966/67.
Vanaf het midden van de 19de eeuw hadden de meeste conservatoria wereldwijd onder impuls van Fétis, Brahms, Liszt, Rubinstein, Dolmetsch en zovele anderen, een verzameling historische instrumenten om studenten in te wijden in het instrumentarium waarvoor het overgrote deel van hun repertoire gedacht was.
Dit gebeurde onder meer in Parijs, Brussel, Berlijn, Wenen, London, New York, Washington, enTokio.
Ook in het Antwerps Conservatorium werd in 1924 een “Museum voor oude speeltuigen” opgericht met dit doel. Het Museum was publiekelijk toegankelijk tot 1943 tot het gesloten werd door de oorlogssituatie.
De meeste conservatoria beslisten na de tweede wereldoorlog hun instrumentencollectie af te stoten. Dit kaderde in de tijdsgeest waarin de oorlogsherinneringen werden verdreven. De blik werd gericht op de toekomst.
In navolging van Parijs en Brussel werd ook in Antwerpen de collectie, die na de oorlog op zolder was beland, afgestoten; bovendien op het moment van de verhuis van het conservatorium uit de oude stad naar een nieuw gebouw aan de Singel.
LINK NAAR INSTRUMENTEN CONSERVATORIUM
Onder impuls van Jeannine Lambrechts-Douillez, toenmalig adjunct conservator van het Museum Vleeshuis, werd in 1966 de Staatsverzameling gered, en toevertrouwd aan de Stad Antwerpen onder de vorm van een bruikleenovereenkomst.
Voor de noodzakelijke restauratie- en onderhoudswerken was er echter geen budget voorzien, noch door de stad, noch door het Conservatorium.
Met die reden bracht Jeannine Lambrechts-Douillez in 1969 een aantal van 16 bezorgde en edelmoedige mecenassen en sponsors samen en stichtte met hen het Ruckers-Genootschap, waarbij het doel ‘Het muziekonderwijs te dienen’ een prominente plaats behield.
De tijdsgeest zat mee. In deze periode floreerde de historische uitvoeringspraktijk. Het succes van het Ruckers-Genootschap is mede hierdoor te verantwoorden.
De bloeiperiode was het gevolg van een hechte band tussen de conservator, de directie van het conservatorium en het Ruckers-Genootschap.
Het Ruckers-Genootschap financierde de restauratie
a) van vijf schitterende historische Antwerpse klavierinstrumenten:
Ioannes Couchet,1650, het wereldwijd enige bewaarde virginaal van Couchet;
Andreas Ruckers, 1646;
Johannes Dulcken,1747;
Conrad Graf,1826;
Johannes Petrus Bull, 1779;
b) van Nederlandse, Franse, Duitse en Italiaanse zeldzame instrumenten:
L .De Baecker,1750;
Jacob Alexandre, 1865;
Mustel, c.1900;
J.E.Teschemacher, c.1750,
Spinettino,XX 17de E.,
verwierf twee instrumenten: Harmonium/Celesta Mustel en Fs-Graf van Christopher Clarke
– publiceerde en financierde zeventien volumes,
– organiseerde drie internationale colloquia,
– informeerde het publiek met gemiddeld drie concerten per seizoen op de historische instrumenten,
– werkte mee aan 13 CD’s op de historische instrumenten,
– organiseerde van 1971 tot 2005 een jaarlijkse Masterclass op de historische instrumenten met in het totaal 497 actieve deelnemers voor clavecimbel (en gedeeltelijk voor pianoforte) en 135 actieve deelnemers voor barokviool, voor barokhobo, en voor traverso.
De docenten waren Kenneth Gilbert, Jos van Immerseel, Sigiswald en Bartold Kuyken, Paul Dombrecht, Claire Chevallier, Kris Verhelst. In het totaal kwamen er 632 cursisten uit alle windstreken, tot Nieuw Zeeland, Brazilië, Japan, enz.
Als men de namen nagaat van de huidig belangrijkste professoren en solisten wereldwijd op deze instrumenten, komt men bijna uitsluitend namen tegen die in de Masterclass een essentiële rol gespeeld hebben.
– Bovendien werd de cursus Clavecimbel en Pianoforte van het Antwerps Conservatorium van 1971 tot 1973 door Kenneth Gilbert, van 1974 tot 2000 door Jos van Immerseel ook gegeven in het Museum Vleeshuis. In het totaal waren er van 1971 tot 2000 196 studenten, die allen regelmatig op de historische instrumenten speelden en onderricht werden.
Dit alles gebeurde onder de stuwende kracht van Jeannine Lambrechts-Douillez, van 1969 tot 1991 (pensioen van J.Lambrechts-Douillez) en onder haar opvolger, Tony Oost, vanaf 1991 tot 1999 en in een uitstekende verstandhouding met de respectievelijke directeurs van het Conservatorium van Antwerpen
Vanaf 1999 veranderde conservator Karel Moens het concept van het Museum en in september 2006 opende de nieuwe museumopstelling “Klank van de Stad”.
Waar in de beginjaren het Ruckers-Genootschap handelde op initiatief van de (adjunct) conservator, werd het Ruckers-Genootschap nu steeds meer ervaren als een wat lastige en eigenzinnige schoonmoeder. Omwille van toenmalige beleidskeuzes verloor de historische uitvoeringspraktijk in het Antwerps Conservatorium aan betekenis, waardoor de belangstelling voor het historisch instrumentarium vanwege het conservatorium verwaterde.
Het Ruckers-Genootschap uitte herhaaldelijk haar bezorgdheid omtrent de toestand van de instrumenten die één na één niet meer bespeeld konden worden – hoofdzakelijk door gebrek aan professioneel onderhoud – en bood haar expertise en hulp aan, maar kon niet verhinderen dat gedurende de winter van 2002/03 het Dulcken-clavecimbel en de Graf-pianoforte ernstig beschadigd geraakten.
Het Ruckers-Genootschap financierde wel nog de tweede Dulcken-restauratie door Emile Jobin en de tweede Graf-restauratie door Jan van den Hemel.
Nadat Timothy de Paepe in 2016 de functie van conservator opneemt, publiceert hij in 2018 het boek “Antwerpen, Klavecimbelstad”. Met betrekking tot het instrumentarium bouwt hij samen met het conservatorium een eigen beleid uit waarin het Ruckers-Genootschap voortaan weliswaar geen structurele rol meer speelt.
Het Ruckers-Genootschap organiseert nog het “Grafsymposium”, op 30 april 2019, met lezingen, demonstraties en een open “rondetafel” met de medewerking van internationale experten.
Op 12 juli 2020 overlijdt Jeannine Lambrechts-Douillez.
Het Ruckers-Genootschap stelt zichzelf voor de keuze te verdwijnen, of een andere koers te varen.
Na anderhalf jaar zoeken, afwegen, onderhandelen en plooien glad strijken met de vroegere partners, wordt er gekozen voor een nieuwe, onafhankelijke koers.
In 2022 wordt het Ruckers-Genootschap herdoopt tot Orfanto – Fonds voor historische klaviercultuur. De inhoudelijke doelstellingen blijven in essentie dezelfde als die van het Ruckers-Genootschap (zie missie); alleen zullen die voortaan op eigen kracht nagestreefd worden.